De bijles-cijfers zijn de afgelopen twee jaar niet gestegen, maar toch zegt Arie Slob (Onderwijs): “Ik blijf kritisch op te hoge druk die op kinderen wordt gelegd om altijd meer te presteren.”
Steeds populairder
Extra les in bijvoorbeeld taal of rekenen op de basisschool, náást de reguliere lessen, is de afgelopen jaren steeds populairder geworden. Het aantal bedrijven dat bijlessen voor basisschoolkinderen aanbiedt, is in rap tempo gestegen. Het zijn er nu bijna 70 procent meer dan vier jaar geleden, zo werd onlangs bekend.
Ook bijlesdocent Ria Enthoven krijgt geregeld ouders – en hun kinderen – in haar praktijk met de vraag of ze extra les kan geven.
Wenselijk?
Het is volgens Enthoven lastig te zeggen hoe wenselijk het is om bijles te geven aan kinderen op de basisschool. “Er zijn leerlingen die kampen met leerstoornissen, zoals dyslexie of dyscalculie”, weet ze. “Die kunnen extra begeleiding wel gebruiken. En andere kinderen hebben moeite met leren en misschien een stoornis, maar het is niet altijd duidelijk wát. Via bijles kunnen we er dan achter komen waar het probleem zit.”
En soms hebben ouders gewoon gelijk, stelt Enthoven. “Dan komen ze bij mij en zeggen ze: mijn kind kan beter. En dan denk ik na een paar weken: ja, inderdaad, dit kind kon écht beter. Dan heeft het gewoon éven een zetje nodig. Daar is niets mis mee.”
Onzeker kind
Ook komen er vaak kinderen bij Enthoven die onzeker zijn in de klas. “Die ouders vinden het niet zozeer belangrijk dat hun kinderen goed presteren, maar ze willen wel dat hun kind goed in zijn of haar vel zit.”
Dat lijkt Jan van Tartwijk, hoogleraar Toegepaste Onderwijswetenschappen aan de Universiteit Utrecht, een ‘zeer legitieme reden’ om een basisschoolkind op bijles te doen. “Net als dat ouders hun kind op bijles doen als ze een migratieachtergrond hebben, en het kind een taalachterstand heeft. Dan is het een manier om de kansen gelijk te trekken met kinderen die wél Nederlands als moedertaal hebben.
Probleem
Het probleem is: alle ouders zeggen dat ze het voor hun kind doen. “Dat is het ingewikkelde. Ouders denken vaak: mijn kind redt het niet, dus het heeft hulp nodig.” Is dan de achterliggende reden dat het kind echt beter kan, of dat de ouders zelf willen?
Enthoven: “Ik vind dat je een kind nooit moet pushen beter te kunnen als het al op z’n niveau zit. Maar als het zich niet kan concentreren in de les, dan kan het baat hebben met bijles om juist op zijn of haar eigen niveau te komen.”
‘Dit werkt niet’
Bovendien, zo zegt Enthoven: je hebt het als bijlesdocent heel snel door wanneer een kind het zélf wil, of de ouders. “Vaak merk ik als een kind zelf niet gemotiveerd is. En dan zeg ik tegen ouders na een paar weken: ‘dit werkt zo niet’.”
Soms, zegt Van Tartwijk, heeft een kind een beetje tijd nodig om zich te ontwikkelen. “Kinderen moeten soms al zo veel, terwijl ze eigenlijk gewoon het liefst nog een of twee jaar willen spelen.
Niet gemotiveerd?
Van Tartwijk is soms een beetje bang dat ouders doorslaan. “Ik hoop niet dat we van die Koreaanse toestanden krijgen”, zegt hij. Hij verwijst naar de verhalen over Zuid-Korea waar de kinderen overdag op school allemaal slapen, omdat ze ’s avonds écht les krijgen, op de avondschool die hun ouders voor hun regelen. “Dat is niet wenselijk.”
Want, volgens Van Tartwijk krijgen dan de kinderen van armere gezinnen minder kansen dan de kinderen van de rijkere ouders, terwijl ze ‘in potentie even intelligent zijn’.
Een andere vraag die gesteld kan worden, is: komt een kind niet in de problemen als het met bijles naar de havo gaat? “We hebben een vrij selectief onderwijssysteem in Nederland”, zegt Van Tartwijk. “Als je eenmaal op een bepaald niveau zit, dan kom je er niet heel snel meer onder.”
Van elkaar leren
Bovendien, als een kind een heel goede vmbo’er is die naar de havo kan, presteert die vaak net zo goed als een zwakkere havoleerling. “Er zit een soort overlap in.” Enthoven stelt daarnaast dat kinderen op de middelbare school met gelijkgestemden in de klas zitten en zich daardoor ‘aan elkaar op kunnen trekken’.
Maar Enthoven en Van Tartwijk zijn het met elkaar eens: zogenoemd ‘schaduwonderwijs’ moet niet normaal worden. Van Tartwijk: “School moet geen competitie worden. Het moet leuk blijven.”